Het Indisch-Moluks Monument in Helmond - de
geschiedenis
Dankzij ontdekkingsreizigers en handelaars
wist men in Europa al in de 15e eeuw dat er een eilandenrijk
bestond in het verre oosten waar kostbare specerijen groeiden.
Portugezen, Spanjaarden en Nederlanders trotseerden de gevaren
van zo’n maandenlange reis; zij zochten en vonden de Molukken.
Het kostte veel strijd, maar uiteindelijk kwam Indië onder
Nederlands bestuur.
De Vereenigde Oostindische Compagnie, de VOC, was een
particuliere Nederlandse handelsonderneming, een overkoepelend
orgaan in de bloeiende handel in allerlei producten en bestond
van 1602 tot 1798. Toen ging het failliet en ging over in
Nederlandse handen.
De bevolking van dit uitgestrekte eilandenrijk met zoveel
volkeren en talen wilde liever vrij zijn. In 1814 werd het
Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, het KNIL,opgericht om de
onwillige vorsten en de bevolking tot overgave te dwingen aan
het Nederlandse gezag. In het KNIL zaten behalve Nederlandse,
ook inheemse soldaten en soldaten van Afrikaanse oorsprong, Veel
Molukkers namen dienst in het KNIL, dat ging vaak van vader op
zoon. Zij vochten onder Nederlandse vlag voor de Nederlandse
vlag.
Toen de reis naar Nederlands-Indië korter en minder gevaarlijk
werd dankzij de opening van het Suez Kanaal op 17 november 1869,
ondernamen meer Europese vrouwen de reis naar Indië dat daardoor
op sommige punten weer ‘vereuropeeste’.
Hoezo vereuropeeste?
In de jaren dat er amper blanke vrouwen waren in Indië, gingen
de mannen relaties aan met een inheemse vrouw. De kinderen uit
zo’n relatie geboren zijn Indisch, gemengdbloedig. Hun vader, de
blanke toean, werkte hard op de plantage of elders en de
kinderen werden door hun inheemse moeder opgevoed. Zij sprak
haar moedertaal met hen. Deze taal was de kinderen vaak meer
eigen dan het Nederlands dat hun vader met hen sprak.
Zo is die tussenlaag van Indische Nederlanders ontstaan; niet
blank en niet bruin.Zo was ook bijna altijd hun positie in de
maatschappij: niet bij de hoogsten en niet bij de laagsten, maar
er tussenin.
De Molukse KNIL militairen hebben een ander verhaal. Zij zijn
afkomstig van de grote en kleine Molukse eilanden met evenzo
vele talen en tradities. Uiterlijk verschillen zij van de andere
bewoners van de archipel, maar ook innerlijk. Zij trouwden in de
regel binnen hun gemeenschap, waardoor tradities, taal en adat
bijna onveranderd doorgegeven konden worden.
Het motto van het KNIL: Wij zijn bereid, brachten zij in de
praktijk. Zij voerden de opdrachten van het Nederlandse bestuur
in Indië uit.
En toen brak de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost Azië uit. Alle
geldende normen en waarden, alle rechten en voorrechten vande
blank bovenlaag waren in een klap verdwenen.
Indische militairen en ‘inheemse’ Knillers werden wel gevangen
genomen, maar werden vrij snel weer vrijgelaten. De blanke
mannen werden als krijgsgevangene te werk gesteld aan de
spoorweg in Birma, Thailand, Pakan Baru op Sumatra, in de mijnen
in Japan. Alle volwassen mannen zaten immers in het leger. Maar
de fabrieken moesten blijven draaien.
De blanke vrouwen werden geïnterneerd in zogenaamde beschermde
wijken, maar wel omringd door prikkeldraad en bewaakt door
Japanse soldaten.
De Indische Nederlanders, die tussenlaag, hoefde aanvankelijk
niet zo’n beschermde wijk of vrouwenkamp in als zij konden
bewijzen dat zij meer inheems bloed dan Europees bloed hadden.
Velen gingen voor hun veiligheid en die van hun kinderen vaak
alsnog het kamp in.
Het waren barre jaren.
Na de oorlog breekt de Indonesische vrijheidstrijd uit. Vooral
de beginperiode, de Bersiap periode, is ongekend heftig. De
Indisch-Nederlandse gemeenschap wordt door de jonge
vrijheidstrijders, de pemuda’s, ook als blanke of belanda
gezien. Ook zij worden daarom bedreigd of erger. Het is niet
veilig meer in hun geboorteland. Schoorvoetend vertrekken de
eerste Indische Nederlanders naar een land dat zij vaak alleen
uit boeken en verhalen kennen. De Bersiap periode wordt gevolgd
door de eerste en tweede ‘Politionele Acties’, een verhullende
term voor een koloniale oorlog. Opnieuw geweld. Opnieuw
vertrekken Indische Nederlanders naar Nederland. Velen laten
achter wat zij bezaten, maar ook familie en dierbaren die (nog)
niet weg willen. Voor de meesten zou het een afscheid voor
altijd zijn.
De Molukkers maken andere keuzes. De Molukse KNIL-militairen
blijven in Indonesië, sinds 17 augustus 1945 de onafhankelijke
Republik Indonesia. Zij willen graag een eigen staat. Als
Indonesië een federale staat wordt, zou dat ook kunnen.
Nederland belooft hen dit ideaal te verwezenlijken. Maar
Soekarno denkt er niet aan! Hij wil één land, één volk, één
taal. Op 25 april 1950 wordt toch de Republiek der Zuid-Molukken
(Republik Maluku Selatan) opgericht. De Indonesische regering
grijpt hardhandig in. Het is dan zó onveilig voor de KNIL
soldaten en hun gezinnen dat zij naar Nederland worden
overgebracht, ongeveer 12.500 personen, met de belofte dat zij
terug kunnen gaan naar de Molukken als het weer veilig is,.
Het is er nooit van gekomen.
Beide gemeenschappen hebben veel bijgedragen aan de groei en
bloei van Nederland. Literatuur, muziek, in de sport en politiek
en niet te vergeten culinair. Zij zijn vrij aardig
geassimileerd. Maar niet helemaal. Dat hoeft ook niet.
De geschiedenis van de Indische en Molukse gemeenschap loopt
niet altijd parallel. Zij delen wel het verlies van het land van
hun voorouders, het aarden op een nieuwe plek en zij delen (via
hun ouders) de herinneringen aan en de gevolgen van de oorlog in
Zuidoost Azië.
Wij zien soms over het hoofd dat er meer mensen zijn die veel
hebben verloren in voormalig Nederlands-Indië, die daar
geworteld waren en er ook de oorlog hebben meegemaakt. Denken
wij hier bij voorbeeld aan de totoks of belanda’s.
Laat dit monument een plek worden waar
zij allemaal samen kunnen komen, elk met hun eigen verdriet en
herinneringen, maar toch even samen vanwege een gedeeld stukje
verleden.
Op weg naar een gezamenlijke toekomst.
De plechtige onthulling door de
burgemeester van Helmond, mevrouw Elly Blanksma-van den Heuvel,
zal plaats vinden op 19 september 2024.
|